Wanneer je zo'n honderd jaar geleden als wandelaar de Veluwe ging ontdekken, kon er van alles op je pad komen: hopeloos verdwaald raken op de uitgestrekte heidevelden, dagenlang niemand tegenkomen of overvallen worden door struikrovers. Maar de bijgelovige mens kon zich ook nog eens druk maken over ronddwalende geesten en andere mythische figuren. De sagen van de Veluwe die ’s avonds bij het haardvuur door oude mannen en vrouwen verteld werden, zijn rond 1900 voor het eerst opgetekend.
Bovenstaande prent toont de sage van het ‘Ontstaan van het Uddeler- en het Bleeke Meer’: getekend en opgeschreven door Gust van de Wall Perné (1877-1911) in zijn eerste boekje Veluwsche Sagen uit 1909. Van de Wall Perné dwaalde van kinds af aan dagenlang op de Veluwe rond met schildersezel onder de arm en op zoek naar de mooiste landschappen en volksverhalen. Uit alles wat hij schilderde, tekende of schreef, spreekt die liefde voor het sprookjesachtige in het Veluwse land.
Schilders op de Veluwe
Maar Van de Wall Perné was natuurlijk niet de eerste die het gebied ontdekte. De schilder Johannes Warnardus Bilders (1811-1890) verbleef vanaf 1841 aan de Veluwezoom bij Oosterbeek. Rondom zijn persoon verzamelden zich verschillende jonge kunstenaars en samen trokken zij erop uit om koeien, Wodanseiken (eeuwenoude eiken, die van Bilders deze naam kregen) en heidevlakten te schilderen. Een nieuwe generatie Veluweschilders groepeerde zich aan het eind van de negentiende eeuw rondom Théophile de Bock (1851-1904) in de dorpen Renkum, Heelsum en Doorwerth. Het werk van De Bock en kunstenaars als Cornelis Kuypers en Barend Ferwerda kenmerkte zich door de steeds groter wordende invloed van de Haagse School en het Amsterdams impressionisme. Gelijktijdig was er ook op de Noordwest Veluwe een ‘schildersbent’ te vinden. De dorpen Nunspeet, Elspeet, Vierhouten en Heerde huisvestten vooral ’s zomers vele welgestelde families uit het westen, en velen van hen schilderden of dichtten. Naast talrijke amateurs waren er ook enkele professionele kunstenaars te vinden zoals de gebroeders Edzard en Arnold Koning, H.J. van der Weele en Jan van Vuuren. De typisch Veluwse natuur en de sterk gereformeerde boerenbevolking van deze streek waren een geliefd onderwerp.[1]
Andere wandelaars
Er waren ook botanici, schrijvers en predikanten die hun verhalen optekenden. Zo wandelde dominee Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) in 1841 van Beekbergen naar Hoenderloo en bezocht onder andere het Uddelermeer en het Engelanderholt waarover hij verhalen had gehoord. Een andere wandelaar was de predikant Jacobus Craandijk (1834-1912) die niet alleen de Veluwe verkende, maar zowat heel Nederland. Bij aanvang van een voettocht van Putten naar Apeldoorn waarschuwt hij de lezer:
“Wie ’t met ons doen wil, moet een open oog en een open hart hebben voor de natuur. Anders vindt hij ’t vervelend. Van vermoeijenis moet hij niet weten, want eens op de weg, moet hij voort. Aan tafelweelde moet hij niet verslaafd zijn, want op iets, wat naar een’ maaltijd gelijkt, heeft hij maar zeer weinig kans. Overigens dient hij zich goed te doordringen van de gedachte, dan een Veluwsch uur gansch iets anders is, dan een gewoon uur […]. Iedere gelegenheid, om zich omtrent de rigting te vergewissen, moet hij aangrijpen, want als hij Putten door is, heeft hij huis noch hut, mensch noch kind te verwachten, om den weg te vragen. Wie nu op deze dingen zich heeft voorbereid, die aanvaarde goedsmoeds den togt.”[2]
Schrijver Adriaan van Oordt (1865-1910) neemt het Veluwse als achtergrond voor zijn neoromantische verhalen Irmenlo (1896) en Warhold (1906).[3] En in de twintigste eeuw wordt folklorist en schrijver Jac. Gaazenbeek (1894-1975) bekend met zijn boeken over de Veluwe. Hij schrijft een eigen bewerking op de Veluwse sagen onder de titel Fluisteringen van het verleden in 1940.
In de voetsporen van Gust anno 2012
De lijst historische Veluweverkenners houdt hier nog lang niet op. Maar ook vandaag de dag valt er nog genoeg te ontdekken op de Veluwe en zijn de uitgestrekte zandvlakten nog steeds groot genoeg om je alleen op de wereld te wanen. Speciaal bij de tentoonstelling ‘Gust van de Wall Perné – Nieuwe Kunst rond 1900’ stelde CODA, samen met het Fietsgilde Apeldoorn een route samen die je langs de plekken van Van de Wall Perné’s Veluwsche sagen voert. De route is gratis te downloaden via de CODA-site.
[1] In 2009 organiseerde CODA de tentoonstelling ‘Schilders op de Veluwe’ waar deze kunstenaars en hun werk in de aandacht gezet werden. Toen gemist? De tentoonstelling is nog digitaal te bezoeken via deze link. [2] Jacobus Craandijk, Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 4, Haarlem (H.D. Tjeenk Willink) 1879, p. 286. Alle wandelingen van Craandijk zijn digitaal ontsloten via DBNL. [3] De eerder in deze blog aan bod gekomen muzikanten van Stormsterk maakten een eigen bewerking op het verhaal van Irmenlo: hier te beluisteren.